VREDO VERBETERD

Maatschap Van der Goot rijdt al elf jaar mest uit met Vredo-zelfrijders. De Drie broers hadden al een standaard trac met oplegger én een met tankopbouw. De nieuwste aanwinst is een bijzonder exemplaar: een oplegger met - op verzoek - de zuigslang voorop gebouwd. Dit vergroot het werkgemak.

De Vredo-trac met oplegger heeft in de ogen van loonwerker Petrus van der Goot diverse voordelen. Je kunt meer mest meenemen, terwijl de bodemdruk toch lager is. Bovendien draai je vlotter op de kopakker omdat de tank binnendoor loopt, en omdat je de machine tijdens het werk al vanuit hondengang recht kunt zetten.

De nieuwe oplegger is aangepast naar eigen wensen. In de eerste plaats kwam de zuigarm vóór op de trac. Bij zelfrijders met tankopbouw heeft Vredo de zuigarm standaard al voor op de machine zitten. Dit werk veel vlotter bij de put dan een zuigarm

náást de tank, zoals dat bij Vredo-tracs met oplegger het geval is. Het zicht op de arm is immers veel beter en het rangeren makkelijker.

Doorvoer door draaikrans
Om de zuigarm ook bij een oplegger voorop te kunnen zetten, was heel wat denkwerk en aanpassing nodig. Van der Goot kocht een trac bij Vredo zoals die normaal wordt uitgevoerd voor tankopbouw. Maar dan minus de tank en de hefinrichting, die hoefde er niet op. Verder schafte de loonwerker een gebruikte oplegger van 20,5 kuub aan, en een draaikrans om beide te verbinden. Die draaikrans haalde hij bij Jost.

Om de mest van de kop van de trac in de tank te krijgen, maakte Van der Goot een doorvoer door de draaikrans heen. Aan de boven- en onderzijde is deze krans verstekt met aluminium platen. De pendelmogelijkheden tussen de oplegger en trac komen uit het subframe van de Jost-draaikrans, net zoals bij schotelopleggers. In de rijrichting scharniert de krans in twee rubberblokken. In de dwarsrichting zorgen vier stabilatoren dat de oplegger gecontroleerd kan bewegen.
De mest komt vanaf de pomp via een zesduims persleiding in een subframe. Hierop zit een achtduims tule. Een rubberbalg en een draaikrans - zoals die ook in de zuigarm worden gebruikt - zorgen voor de dichte verbinding met de tank. Een afsluiter ontbreekt, zodat altijd wat mest achterblijft in het deel tussen de pomp en tank.
De tank lost via een hydraulisch aangedreven centrifugaalpomp. Die zit vlak voor de achteras.
 

    Het kostte Van der Goot wel enig denkwerk om een
flexibele verbinding met mestdoorvoer te maken tussen
trac en oplegger.
  De Vogelsang-draaizuigpomp heeft een capasiteit van 12.000
l/min. Hij is langer dan de standaard pomp, zodat de spruit-stukken moesten worden aangepast
Minder gewicht, en beter verdeeld
Van der Goot past de ook de oplegger aan. De uitsparingen vooraan voor de pomp en zuigarm waren immers niet meer nodig. De loonwerker sleep de tank door, en plaatste er een nieuw eindstuk van 1,50 meter voor. Bijzonder is de bolle kopschot in dit koffermodel tank. Dit liet hij uit België komen, omdat hij geen Nederlands bedrijf kon vinden dat het in deze vorm kon maken.
Omdat Van der Goot vaak op veengrond werkt, hecht hij groot belang aan een laag gewicht en goede gewichtsverdeling. Hij bespaarde veel kilo's door hoogwaardige materialen te gebruiken. De tank is van rvs 321, een hoogwaardige roestvaste staalsoort. De wanddikte van de tank is hierdoor slechts 3mm.

In de draaikransconstructie is pantseraluminium gebruikt. Bij toeval kwam Van der Goot in contact met een bedrijf dat dit gebruikt in de Fennix-verkenningsvoertuigen van het leger. De totale machine bleef 1.500 kg lichter dan een standaard 25-kuubs oplegger. Ook de gewichtsverdeling is beter. Met de bemester geheven is de druk op de achteras ongeveer een ton meer dan op de beide voorassen, maar in het werk is dit juist weer minder.

De standaard 850/50 R30,5 Alliance-banden van de oplegger zijn vervangen door Continentals in de maat 1050/50 R32. Dezelfde maat ligt ook op de trac. In combinatie met een bandendrukwisselsysteem kan Van der Goot met deze reus in het veld op een bandenspanning van minder dan één bar rijden. Dat is uniek. Een volle combinatie weegt zo'n 45 ton. De oplegger-as staat op een 20 cm breder spoor., voor meer stabiliteit. Bovendien staat deze as 70 cm verder naar voren dan bij de standaard 25 kuubs combinaties, wat het indraaien op dammen en dergelijke vergemakkelijkt.

12.000 literpomp
Om ook klanten die mest af moeten voeren te kunnen bedienen., is de machine voorzien van een Welvaats-weegsysteem. Dit heeft drie weegstaven boven de draaikrans en drie boven de achteras. Verder zit er een VMA-monsterkabinet op. Dat trekt de mest uit de bypass van het persgedeelte.
Uieraard is de machine voorzie van gps, zodat Van der Goot aan alle eisen voldoet.
De loonwerker werkt graag met echte capaciteitsmachines. Daarom voerde hij nog een aantal aanpassingen door. Zo zit er een Vogelsang-verdringerspomp van 12.000 liter op, waar standaard machines met pompen van 6.000 0f 9.000 liter werken. Van der Goot plaatste aanvankelijk een andere reductor die het toerental minder ver verlaagde.
Hierdoor zou hij met een verlaagde motortoerental kunnen werken. De motor bleek dit echter niet aan te kunnen, dus is de normale reductor teruggeplaatst.

De hydromotor van de pomp is standaard, maar de motoren van de rijaandrijving zijn verzwaard.  Twee motoren van 160 cc zorgen dat Van der Goot altijd in het hoge snelheidsbereik kan werken. Bovendien draaien ze in een efficiënter toerengebied en werkt hij iets sneller.
Een andere aanpassing is nog de verlenging van de zuigarm. Deze werd aan beide kanten 25 cm langer, zodat hij diepere kelders aankan. In combinatie met een Vredo-zodebemester van 8,8 meter breed haalt de vaste chauffeur, Jan de Vries, op zijn slofjes een capaciteit van vier tanks in het uur. De snelle vultijd van minder dan drie minuten draagt hier zeker aan bij. Het verbouwen van de machine heeft al met al ongeveer 700 uur gekost, maar Van der Goot kan nu wel met een goede en unieke machine op pad.

 

VREDO VT3936

Het logo van de VT3936 heeft een groene zes op het eind. Het betekent dat dit de nieuwste generatie trac is. Afgelopen winter kregen deze tracs een andere motor. Deze voldoet aan de stage IIIA-emissienorm, en levert ook iets meer vermogen. in plaats van 287 kW/390 pk komt er nu 301 kW/409 pk uit de
Deutz-krachtbron. De besturing van de achteras loopt via een loadsendingpomp, voor een snellere reactie. Verder zijn de eindaandrijvingen van de Raba-assen van de trac  verzwaard.
                 
    Bron:  Blad  TREKKER mei 2010
Tekst: Arend-Jan Blomsma
Foto's: Riedo.nl