náást de tank, zoals dat bij Vredo-tracs
met oplegger het geval is. Het zicht op de arm is immers veel beter en
het rangeren makkelijker.
Doorvoer door draaikrans
Om de zuigarm ook bij een oplegger voorop te kunnen zetten, was heel wat
denkwerk en aanpassing nodig. Van der Goot kocht een trac bij Vredo
zoals die normaal wordt uitgevoerd voor tankopbouw. Maar dan minus de
tank en de hefinrichting, die hoefde er niet op. Verder schafte de
loonwerker een gebruikte oplegger van 20,5 kuub aan, en een draaikrans
om beide te verbinden. Die draaikrans haalde hij bij Jost.
Om de mest van de kop van de trac in de tank te krijgen, maakte Van der
Goot een doorvoer door de draaikrans heen. Aan de boven- en onderzijde
is deze krans verstekt met aluminium platen. De pendelmogelijkheden
tussen de oplegger en trac komen uit het subframe van de Jost-draaikrans,
net zoals bij schotelopleggers. In de rijrichting scharniert de krans in
twee rubberblokken. In de dwarsrichting zorgen vier stabilatoren dat de
oplegger gecontroleerd kan bewegen.
De mest komt vanaf de pomp via een zesduims persleiding in een subframe.
Hierop zit een achtduims tule. Een rubberbalg en een draaikrans - zoals
die ook in de zuigarm worden gebruikt - zorgen voor de dichte verbinding
met de tank. Een afsluiter ontbreekt, zodat altijd wat mest achterblijft
in het deel tussen de pomp en tank.
De tank lost via een hydraulisch aangedreven centrifugaalpomp. Die zit
vlak voor de achteras.
|
Minder gewicht, en beter verdeeld
Van der Goot past de ook de oplegger aan. De uitsparingen vooraan voor
de pomp en zuigarm waren immers niet meer nodig. De loonwerker sleep de
tank door, en plaatste er een nieuw eindstuk van 1,50 meter voor.
Bijzonder is de bolle kopschot in dit koffermodel tank. Dit liet hij uit
België komen, omdat hij geen Nederlands bedrijf kon vinden dat het in
deze vorm kon maken.
Omdat Van der Goot vaak op veengrond werkt, hecht hij groot belang aan
een laag gewicht en goede gewichtsverdeling. Hij bespaarde veel kilo's
door hoogwaardige materialen te gebruiken. De tank is van rvs 321, een
hoogwaardige roestvaste staalsoort. De wanddikte van de tank is hierdoor
slechts 3mm.
In de draaikransconstructie is
pantseraluminium gebruikt. Bij toeval kwam Van der Goot in contact met
een bedrijf dat dit gebruikt in de Fennix-verkenningsvoertuigen van het
leger. De totale machine bleef 1.500 kg lichter dan een standaard
25-kuubs oplegger. Ook de gewichtsverdeling is beter. Met de bemester
geheven is de druk op de achteras ongeveer een ton meer dan op de beide
voorassen, maar in het werk is dit juist weer minder.
De standaard 850/50 R30,5
Alliance-banden van de oplegger zijn vervangen door Continentals in de
maat 1050/50 R32. Dezelfde maat ligt ook op de trac. In combinatie met
een bandendrukwisselsysteem kan Van der Goot met deze reus in het veld
op een bandenspanning van minder dan één bar rijden. Dat is uniek. Een
volle combinatie weegt zo'n 45 ton. De oplegger-as staat op een 20 cm
breder spoor., voor meer stabiliteit. Bovendien staat deze as 70 cm
verder naar voren dan bij de standaard 25 kuubs combinaties, wat het
indraaien op dammen en dergelijke vergemakkelijkt.
12.000 literpomp
Om ook klanten die mest af moeten voeren te kunnen bedienen., is de
machine voorzien van een Welvaats-weegsysteem. Dit heeft drie weegstaven
boven de draaikrans en drie boven de achteras. Verder zit er een
VMA-monsterkabinet op. Dat trekt de mest uit de bypass van het
persgedeelte.
Uieraard is de machine voorzie van gps, zodat Van der Goot aan alle
eisen voldoet.
De loonwerker werkt graag met echte capaciteitsmachines. Daarom voerde
hij nog een aantal aanpassingen door. Zo zit er een
Vogelsang-verdringerspomp van 12.000 liter op, waar standaard machines
met pompen van 6.000 0f 9.000 liter werken. Van der Goot plaatste
aanvankelijk een andere reductor die het toerental minder ver verlaagde.
Hierdoor zou hij met een verlaagde motortoerental kunnen werken. De
motor bleek dit echter niet aan te kunnen, dus is de normale reductor
teruggeplaatst.
De hydromotor van de pomp is standaard, maar de motoren van de
rijaandrijving zijn verzwaard. Twee motoren van 160 cc zorgen dat
Van der Goot altijd in het hoge snelheidsbereik kan werken. Bovendien
draaien ze in een efficiënter toerengebied en werkt hij iets sneller.
Een andere aanpassing is nog de verlenging van de zuigarm. Deze werd aan
beide kanten 25 cm langer, zodat hij diepere kelders aankan. In
combinatie met een Vredo-zodebemester van 8,8 meter breed haalt de vaste
chauffeur, Jan de Vries, op zijn slofjes een capaciteit van vier tanks
in het uur. De snelle vultijd van minder dan drie minuten draagt hier
zeker aan bij. Het verbouwen van de machine heeft al met al ongeveer 700
uur gekost, maar Van der Goot kan nu wel met een goede en unieke machine
op pad.
|